Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet op het voortgezet onderwijs, enz. (regeling leerwegen mavo en vbo; invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs)

 

Artikel XVI SALARISGARANTIE; NADERE VOORSCHRIFTEN BIJ MINISTERIËLE REGELING
1
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden ten behoeve van het personeel dat op de dag voorafgaand aan het tijdstip met ingang waarvan aan de artikelen II, IV, V en VIII toepassing wordt gegeven, was verbonden aan
a
een in artikel II, eerste en tweede lid, V, eerste lid, of VIII, eerste lid, bedoelde school voor voorbereidend beroepsonderwijs of scholengemeenschap waarvan ten minste een school voor voorbereidend beroepsonderwijs deel uitmaakt,
b
een in artikel III, eerste lid, of VII, eerste lid, bedoelde school voor speciaal voortgezet onderwijs of afdeling voor speciaal voortgezet onderwijs, of
c
een in artikel IV, eerste lid, bedoelde school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of scholengemeenschap waarvan ten minste een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en een school voor voorbereidend beroepsonderwijs deel uitmaken, voorschriften vastgesteld met betrekking tot het behoud van de aanspraak op salariëring conform de schaal die gold voor de functie ten tijde van het in de aanhef bedoelde tijdstip.
2
Ten behoeve van een goede uitvoering van het eerste lid door de bevoegde gezagsorganen van de in het eerste lid bedoelde scholen en scholengemeenschappen, wordt volgens bij ministeriële regeling vast te stellen voorschriften de omvang van de normatieve personele bekostiging, vastgesteld op basis van de ministeriële regeling, bedoeld in de artikelen II, zesde lid, IV, tweede lid, V, derde lid, en VIII, vierde lid, normatief verhoogd dan wel verlaagd. De ministeriële regeling bevat tevens voorschriften met betrekking tot:
a
de periode en de mate waarin de in de eerste volzin bedoelde verhoging dan wel verlaging van de omvang van de bekostiging wordt toegepast, en
b
de afrekening van de personeelskosten die betrekking hebben op de periode voor het in het eerste lid bedoelde tijdstip ten aanzien van de scholen en afdelingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
3
De in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet eerder in werking dan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken en gedurende die termijn niet door of namens een van beide kamers de wens wordt te kennen gegeven dat het in die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •